Gisteren was bommenvoer het woord van de dag. Het was aangetroffen in een opiniestuk van Jessica Durlacher in NRC. In datzelfde artikel maakte ook het woord jamaarisme zijn krantendebuut, waarin Durlacher betoogt dat aan de aanvankelijke afschuw van Hamas na de gruwelijke terreuraanslagen in Israël al snel een einde kwam:
De eensgezinde weerzin stopte vrijwel meteen na de eerste bombardementen op Gaza. De beelden van Hamas’ verlekkerde moordzucht bleken giftig: men sloot zich ervoor af, begon naar oorzaken, rechtvaardigingen ervan te zoeken… en verschool zich zelfs achter ongeloof. Vrij snel leek het gros der mensen immuun voor de pijn van de families van verkrachte, onthoofde en verbrande ouders met hun kinderen. Het ‘ja-maar-isme’ deed zijn intree en het narratief werd overgenomen door andere verhalen, andere beelden.
Het woord jamaarisme (zonder koppeltekens, naar analogie van bijvoorbeeld whataboutisme) maakt weliswaar zijn krantendebuut in dit bericht, maar is op de sociale media al tamelijk ingeburgerd, vooral als benaming voor een drogreden waarbij kritiek op of een veroordeling van een handeling gepareerd respectievelijk ontkracht wordt door de achterliggende oorzaken van die handeling te schetsen, waarbij de schuld van de handeling soms zelfs indirect bij het slachtoffer komt te liggen.
Definitie
jamaarisme (het, jamaarismen) drogreden waarbij een veroordeelde handeling deels goedgepraat wordt door die achtergrond te schetsen van die handeling of de persoon die de handeling heeft verricht
Geef een reactie