definitiemonopolie

geplaatst in: Woord van de dag | 0

De rol die het RIVM mag spelen bij de bestrijding van de coronacrisis is enorm. Geen wonder dat er ook critici zijn. Zoals de psycholoog Jaap van Ginneken, die in het Financieele Dagblad kritiek heeft op het feit dat het kabinet blind vaart op de inzichten en oordelen van het RIVM:

Door het ’definitiemonopolie’ van het RIVM ontstond een sfeer waarin andersdenkenden het risico liepen gemarginaliseerd te worden, zegt Van Ginneken: ‘Dat zie je vaak bij grote crises: men schaart zich massaal achter één idee en achter de leider, Mark Rutte in dit geval, die dan door de media op een schild wordt gehesen en wiens ratings omhoogschieten.’

Definitiemonopolie hoort op een bepaalde manier thuis in het rijtje gewelds-, nachts- en verkoopmonopolie, maar is minder algemeen toepasbaar en is bovendien niet een toegeëigend maar een verworven recht.

Definitie

definitiemonopolie (het, g.mv.) verschijnsel dat een instantie of organisatie die als autoriteit wordt beschouwd en die als enige over alle relevante informatie over iets beschikt, een fenomenen kan beschrijven waarna die beschrijving als de enig juiste wordt geaccepteerd

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *