‘Vijfduizend mensen claimen emotieschade bij NAM’, koppen diverse kranten vandaag in navolging van een ANP-persbericht dat gisteren werd verspreid. Daarin staat dat vijfduizend mensen een claim wegens emotionele schade indienen bij de NAM. Waarschijnlijk was ’emotionele schade’ te lang voor de kop van het bericht, en kortte de redacteur van dienst deze uitdrukking in tot de samenstelling emotieschade. Zo simpel kan het zijn: woordvorming.
Maar daarmee is het verhaal niet af. Want emotieschade maakte al eerder dit jaar zijn debuut. Het Dagblad van het Noorden berichtte op 19 juli dat huurders in het Groningse aardbevingsgebied die door de aardbevingen lijden aan angsten, zorgen of geestelijke klachten zich melden bij de Huurdersbond konden melden:
Die onderzoekt of het mogelijk is voor deze zogenoemde emotieschade een gezamenlijke claim in te dienen bij de NAM.
Volgens de Huurderbond is compensatie in de vorm van smartengeld op zijn plaats, want ‘lang wachten op bijvoorbeeld versterking van je huis leidt tot teleurstelling, boosheid en verdriet’.
Hoewel het een voor de hand liggend woord is, troffen we emotieschade vóór juli 2018 op internet slechts één keer aan, in een iets andere betekenis (‘imagoschade als gevolg van een teleurstellende ervaring met een product of dienst’). In de betekenis ’emotionele schade’ lijkt emotieschade eerder dit jaar te zijn ontstaan in verband met het leed van de bewoners van het Groningse aardbevingsgebied. Het is bij nader inzien dus toch niet toevallig dat het ANP het woord emotieschade gebruikte. Overigens is het fenomeen zelf natuurlijk niet nieuw. emotionele schade is al langer een bekend fenomeen, dat in het verleden soms ook werd aangeduid als gevoelsschade.
Definitie
emotieschade (de, -s) immateriële schade die het gevolg is van stress, angst of een choquerende ervaring, synoniem emotionele schade, gevoelsschade
Geef een reactie