nachtloner

geplaatst in: Woord van de dag | 0

‘De moordende concurrentie van webwinkels veroordeelt oproepkrachten tot de uitzichtloze status van dagloners, of beter gezegd: nachtloners’, schrijft De Volkskrant vandaag. Zo’n krantenartikel over moderne slavernij, dat zal wel geen toeval zijn op 1 mei, de Dag van de Arbeid.

Een dagloner was van oorsprong iemand die voor een dagloon of daggeld werkt, m.n. als landarbeider. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het woord in onbruik dankzij de invoering van arbeids- en sociale wetten, maar door de flexibilisering van de economie en vooral de opkomst van de deel- en interneteconomie in de 21e eeuw is dagloner aan een comeback bezig. Inmiddels wordt dagloner geregeld gebruikt als een tamelijk ongunstige benaming, een dysfemisme dus, voor een flexibele arbeidskracht met een zeer geringe arbeidszekerheid, laat staan arbeidsbescherming, die op uurbasis tegen een laag dagloon werk verricht, die niet of nauwelijks verzekerd is voor arbeidsongeschiktheid en die vaak geen pensioen opbouwt.

Bij grote internetwarenhuizen werken veel dagloners ‘s nachts. Ze bereiden de verzending voor van de pakjes die overdag of ‘s avonds via internet zijn besteld. Het is dan ook geen wonder dat De Volkskrant zulke dagloners nachtloners noemt.

Hoewel de vorming van nachtloner naar analogie van dagloner voor de hand ligt, is nachtloner de afgelopen decennia niet aangetroffen in een krant of tijdschrift. Je zou dus kunnen concluderen dat het een nieuw woord is. Maar dat is niet helemaal het geval. Via Google kan er één oudere vindplaats van nachtloner worden aangetroffen: een 18e-eeuws Bijbelcommentaar op het Bijbelboek Leviticus, waarin onder verwijzing naar het Bijbelboek Deuteronomium 24:15 wordt gesteld dat Schriftgeleerden van mening zijn dat dagloners hun daggeld moeten ontvangen voordat de zon ondergaat en nachtloners hun loon moeten krijgen zodra nacht geëindigd is: ‘De daglooner verlangt den ganschen dag na zyn loon, en de nachtloner den ganschen dag.’ (Terzijde: opvallend aan dit citaat uit de Letterlyke en prakticale verklaring over Moses derde boek, genaamt Leviticus (1753) is de inconsistente schrijfwijze van daglooner (met twee o’s) en nachtloner (met één o)).

Wat kunnen we opmaken uit het citaat uit de 18e-eeuwse bron en het Volkskrant-citaat van vandaag? Dat nachtloner een woord is dat – naar analogie van dagloner – virtueel in onze taal aanwezig is en naar believen kan worden gevormd. Op vergelijkbare wijze zouden ook avondloner en ochtendloner kunnen worden gevormd, of weekendloner dan wel kwartaalloner. Pas als zo’n woord door buitentalige omstandigheden (in dit geval: de slechte arbeidsomstandigheden bij sommige internetwinkels) een begrip wordt, kan het courant worden en  mogelijk in aanmerking komen voor vermelding in een woordenboek.

Definitie

nachtloner (m, -s) flexibele arbeidskracht die op afroep ‘s nachts werk verricht en hiervoor op uurbasis wordt betaald

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *