programmageluk

geplaatst in: Woord van de dag | 0

Volgens Van Dale zijn er allerlei soorten van geluk: huwelijksgeluk, levensgeluk, liefdesgeluk, zelfs slaapkamergeluk – al is dat laatste misschien niet wat u denkt dat het is: een plantje uit de brandnetelfamilie dat ook wel bekend staat als de baard van Mozes.

Geregeld lees je andere gelukswoorden die níét in het woordenboek staan: cafégeluk, leesgeluk, vakantiegeluk – allemaal vormen van geluk waar je je als gewone sterveling wat bij kunt voorstellen. Ze verwijzen naar die toestand waarin je al je aardse wensen en verlangens heel even bevredigd ziet. De een ervaart dat in het café, de ander op vakantie, een derde vindt het in zijn leesstoel.

23 jaar geleden, op 25 februari 1995, troffen we in De Volkskrant een bijzonder gelukswoord aan. Frits Spits nam afscheid van Avondspits en keek terug op een programma waarin hij ‘veel geluksmomenten’ had beleefd. Programmageluk noemde hij die toestand en hij gaf er meteen een definitie bij: ‘dat je je prettig voelt in je eigen programma’.

Die omschrijving deed vermoeden dat er over dat woord was nagedacht. En dat we het vaker zouden gaan lezen. En inderdaad, een paar maanden later viel het opnieuw, nu in De Gelderlander. Opnieuw was het Frits Spits, inmiddels presentator van Tijd voor Twee, die programmageluk ervoer: ‘dat gevoel dat je je fijn voelt terwijl je een programma maakt’.

Twee jaar later was het woord in Trouw te lezen, in 1999 stond het in De Volkskrant, in 2013 dook het opnieuw op in De Gelderlander, waarin Spits zei dat programmageluk het mooiste is wat hij in zijn programma’s kan bereiken: ‘Dat is als de muziek en alles wat je hebt voorbereid en bedacht perfect op elkaar aansluiten.’ De definitie werd steeds preciezer: ‘Het is er alleen wanneer alles op zijn plek valt, de platen met elkaar een mooi verhaal vertellen en de gesprekken en presentaties goed lopen.’ ‘Dan ga ik echt op vleugels naar huis’, voegde hij eraan toe.

Vandaag wordt Frits Spits 70. Hij is inmiddels presentator van De Taalstaat en het zou ons niet verbazen als hij in een interview ter gelegenheid daarvan het woord opnieuw laat vallen: programmageluk. En dat hij er een puntgave woordenboekdefinitie bij geeft.

Als een woord maar vaak genoeg in de krant staat, komt het vanzelf op het pad van de woordenboekmaker. Dat geldt ook voor programmageluk, een mooi woord, al kent het één beperking: Frits Spits is de enige die het in de media gebruikt. Als het woord nou eens zou worden geadopteerd, overgenomen, aangehaald, geciteerd, kortom als het woord ook zou worden gekoesterd door andere programmamakers, dan wordt het misschien nog eens een vakterm bij radio en tv. En komt het wellicht zelfs in de Dikke Van Dale.

In Nederland is programmageluk weliswaar nog altijd een-op-een verbonden met Frits Spits, maar buiten de landsgrenzen heeft het woord al wel furore gemaakt. Op 30 november 2006 schreef Die Welt over de Britse zender ITV, die te maken zou hebben met ‘schwankendes Programmglück’. Wisselend programmageluk, nou ja, maar zelfs zó’n vindplaats maakt duidelijk dat programmageluk echt een woord met grote potentie is.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *