pleistermannetje

geplaatst in: Geen categorie | 0

‘Hij was veel meer dan een pleistermannetje’, zegt schrijfster Charlotte Mutsaers vandaag in De Telegraaf over haar zonderlinge, in 2001 overleden broer Barend, het onderwerp van haar nieuwe roman Harnas van Hansaplast. Aanleiding voor de schepping van dat woord is een zelfportret van Barend dat Mutsaers na diens dood aantrof: ‘Het was een sip kijkend, geslachtloos mannetje, opgebouwd uit roze stroken Hansaplast (…). Eronder had hij in kapitalen ‘IK’ geschreven.’ Wie het boek van Mutsaers koopt, zal dit portret op het omslag aantreffen.

Pleistermannetje – of het grondwoord pleisterman – is geen gangbaar woord. Sterker nog, de vermelding in het interview met Mutsaers betekent het mediadebuut van dit woord.

Toch lijkt pleistermannetje al wat langer te bestaan en een bijna apocrief bestaan te leiden. Op de website van een school is te lezen dat in een les rond het thema ‘ziek en gezond’ een pleistermannetje wordt gemaakt. Een andere kleuterschool schrijft op de site: ‘We knutselen een windel- en pleistermannetje.’

Pleistermannetje lijkt een woord te zijn voor een met pleisters gemaakte afbeelding van een (zieke) persoon. Het correspondeert met het Duitse woord Pflastermännchen: een pleister waarop een gezichtje getekend is en dat blijkbaar als beterschapsgroet naar zieke klasgenootjes wordt gestuurd. Die gewoonte schijnt ook in het Nederlands te bestaan.

Weliswaar wijkt deze betekenis van pleistermannetje iets af van de betekenis waarin Mutsaers het woord gebruikt, maar in beide gevallen gaat het wel om een voorstelling van een zieke persoon.

Een eeuw geleden werd pleisterman een enkele keer in een geheel andere betekenis gebruikt: iemand die – al dan niet bevoegd – zieken ‘helpt’ door een pleister te plakken op een wond die eigenlijk professioneel verzorgd dient te worden. In die ‘medische’ betekenis had pleisterman destijds ongeveer dezelfde gevoelswaarde als kruidendokter of – erger nog – kruidenvrouwtje. Niet dat het woord in die betekenis courant was: er zijn slechts een of twee vindplaatsen van.

Opvallend is nog wel dat het woord rond diezelfde tijd (circa 1880-1920) in een heel andere context werd gebruikt als synoniem van stucadoor: iemand die de muren pleistert. Maar in dit betekenis lijkt het woord helemaal los te staan van de betekenis waarin Charlotte Mutsaers pleistermannetje gebruikt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *