Geen damesdijenromantiek

geplaatst in: Actueel | 0
Opmaak 1
Bijna tien jaar geleden werd de schrijver A.Moonen (1937-2007) in een naamloos graf in Rotterdam ter aarde besteld. Hij was op dat moment al zo goed als vergeten. Deze week verscheen de biografie Bel ik u wakker, beste man? Het monisch-manische leven van A. Moonen.  Als schrijver kende Moonen niet veel successen en als publieke figuur – hij trad als een soort paradijsvogel op in amusementsprogramma’s als RUR (van Jan Lenferink) en Taxi (van Maarten Spanje) – riep hij soms weerzin op: weerzin van het type dat gewoonlijk gepaard gaat met compassie. Zijn kale stijl en zijn taalgebruik, gekenmerkt door neologismen, werden door literaire fijnproevers echter gewaardeerd. Op verzoek van Moonen-biograaf Wim Sanders verdiepte ik mij in Moonens taalgebruik.

 

‘De vieste schrijver van Nederland’, zo werd A. Moonen (‘Waar staat de A voor, meneer Moonen?’ ‘Voor de punt, beste man.’) bij herhaling genoemd. Geen wonder, want veel van zijn verhalen gaan over ‘rampen, ziekten, persoonlijke alledaagse zorgen, mieren, ratten, jongenskloten, kanker, eten, scheepshoeren, huidjeuk (…), winterhielen, natte dromen, tieten op de verkeerde plaats (…) zoekgeraakte kunstgebitten.’

Vleesvermaak

Je moet ervan houden, maar dat deden de meeste mensen niet. Zelfs de paar honderd lezers die de schrijver had, raakten na verloop van tijd vaak vermoeid van Moonens genadeloze verslaglegging van zijn seksuele escapades met lieden van beiderlei kunne. Dat ondergordelplezier had voor de seksuele alleseter Moonen allerlei gedaanten. Zo beleefde hij bedvreugde met vrouwen, gaf hij zich over aan de anale variant en andere bedvermetelheden met mannen en bediende hij zich voor louter vleesvermaak van vrouwelijke hoeren. Áls zijn lezers zijn boeken al bleven lezen, dan was meestal door zijn sobere, soms toch humoristische telegramstijl, die sterk contrasteert met een overdaad aan neologismen.

Dysfemismen

Veel van die neologismen hebben betrekking op de lage abdominale regio en zijn nieuwvormingen op genitaal en scatologisch vlak zijn nogal fysiek van aard en vaak onaangenaam van toon. Dat komt doordat hij graag dysfemismen (grove woorden) gebruikt voor lichaamsdelen en hun uiteenlopende functies. Zo heet ontlasting bij Moonen ontschijting en bespreekt hij de geslachtsdaad in termen van insteek en inschuimoonen-1f. Zo heet neuken met condoom bij Moonen een geklede insteek (of een begummiede entree) terwijl de schrijver een nogal wilde vrijpartij een woeste inschuif noemt.

Vrouwvriendelijk in zijn bewoordingen is hij bepaald niet. Zo vergelijkt hij de vrouw niet, zoals Shakespeare, met een roos of zomerdag, maar typeert hij haar platvloers een lingeriebewoonster, een schedeling (iemand met een schede) of een tieterik. Moonen is geobsedeerd door de geslachtsdelen, maar de metaforen waarmee hij die benoemt zijn vrijwel allemaal afstandelijk of ronduit minachtend. Ze variëren van onderruimte en privédomein tot buikkuil, buikwaaier, damesinterieur, lieskloof en zwelgput. Ook voor het mannelijk geslachtsapparaat gebruikt Moonen nogal wat scheppingen van eigen makelij. Zo heeft hij het over een kwispelaar, gulpkluifje of steekvlees.

Gestapoklanken

Echt opvallend zijn zulke neologismen niet, maar een paar fraaie taalscheppingen mogen Moonen zeker niet worden ontzegd. Een daarvan is het woord gestapoklanken, waarmee Moonen de allesdoordringende discomuziek van zijn tijd aanduidde.

moonen-2

Hij had het namelijk niet zo op die moderne muziek, die stereostampij en hurrelturrelmuziek. Ander staaltjes van geslaagde taalschepping zijn schaamblad en wanenboekje ter aanduiding van pornoboekjes.

Het woordscheppen moet bij Moonen een tweede natuur zijn geworden, want zelfs in interviews grossiert hij in eigen nieuwvormingen. Zo typeerde hij in 1988 in Het Vrije Volk zijn eigen oeuvre door dat af te zetten tegen de literaire traditie die hij afdoet als damesdijenromantiek.

Hadden veel woorden van Moonen misschien beter ongeschapen kunnen blijven, dit fraaie woord, waarvan de betekenis wat te raden overlaat, is wél een welkome verrijking van onze taal.

Dit blog is een samenvatting van het essay over Moonens taalgebruik in Bel ik u wakker, beste man? Het monisch-manische leven van A. Moonen. Dat boek is verschenen bij Uitgeverij de Weideblik en voor € 17,95 te koop bij de betere boekhandel. Het boek is tevens te bestellen via Bol.com en de website van de uitgever. Op 16 december 2016 schreef Arjen Fortuin in NRC Handelsblad onder meer over de biografie van Moonen:  ‘Literatuur is nergens zo mooi als in de marge. (…) Moonen was een reviaan met ironiearmoede, maar hij kon mooi schrijven.’

Opmaak 1

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *