trumperen

geplaatst in: Woord van de dag | 2

Het kan haast niet anders of het werkwoord trumpen zal vandaag zijn opwachting maken in de Nederlandstalige media. Of anders wel trumperen. Wat de betekenis van deze werkwoorden zal worden, is nog onbekend, maar de bijklank staat voorlopig al wel vast. Die is ronduit ongunstig.

De aanleiding voor deze voorspelling is de woordvorm trumping, die in Engelstalige tweets op dit moment trending is: America is about to get trumped, Donald is trumping to victory, Winter is trumping. Sommige twitteraars wagen zich zelfs al aan een definitie van het nieuwe werkwoord to trump: ‘To win by using one liners with no strategy or plan.’ Die definitie komt – als je er even over nadenkt – eigenlijk best aardig in de buurt van de betekenis die het bestaande werkwoord to trump in het kaartspel heeft: aftroeven, introeven, met een troefkaart slaan.

In de Belgische krant De Tijd figureerde trumperen een paar weken geleden trouwens al. Op 26 oktober schreef de Gentse hoogleraar leiderschap en organisatiegedrag Herman Van den Broeck te hopen ‘dat het trumperen heel vlug in het ijle verdwijnt.’ Gelukkig schreef hij er meteen een definitie bij, want uit de context kon je de betekenis van trumperen niet opmaken: ‘dwaasheden uitkramen, die mensen (hopelijk een minderheid) toch slikken’.

Trumperen verdwijnt zeker niet ‘heel vlug in het ijle’, zoals de professor in De Tijd wenste: trumperen is here to stay. Misschien was de hooggeleerde heer ook wel wat te emotioneel toen hij zijn definitie schreef. Het hoeft ons namelijk niet te verbazen als  trumperen uiteindelijk een meer neutrale betekenis zal krijgen. Welke? Dat gaan we meemaken.

De Morgen geeft vandaag trouwens een andere betekenis aan het woord en behandelt trumperen als een woordspeling op se tromper (zich vergissen): ‘Hebben we ons dan bijna allemaal in Donald Trump ‘getrumpeerd’? De slogan ‘make America great again’ heeft het blijkbaar gedaan. Plus iets wat wij vanuit Europa moeilijk kunnen peilen: de afkeer van het gewone volk voor de leidende politieke klasse. Trump is de president van het buikgevoel.’

Het is misschien onverwacht en voor sommigen ook wel even schrikken dat Donald Trump de nieuwe president van het machtigste land ter wereld wordt, maar zijn overwinning biedt de taal in elk geval kansen.

Wat zijn – behalve trumpen en trumperen – dan de mogelijke nieuwe Trump-woorden – of moeten we zeggen: trumpologismen – die we de komende tijd mogen begroeten?

In de journalistiek gooit trumpisme nu al hoge ogen (vergelijk bushisme) en lijkt een blijvertje te zijn: zo typeerde de Belgische krant De tijd ‘de extreme vorm van het Republikeinse conservatisme en de echokamer van samenzweringstheorieën en van het wantrouwen in de staat’ afgelopen zaterdag als trumpisme. In Engelstalige bronnen wordt dit ook weleens donaldism genoemd. Daar zullen ze in Duckstad echter niet blij mee zijn.

Trumpologie wordt misschien wel de wetenschap die de ideeën en het beleid van Trump bestudeert (vergelijk poetinologie). In de economie kunnen we straks trumpanomics of trumponomics omarmen (vergelijk reaganomics), in de belastingwereld doet misschien de trumptaks zijn intrede (vergelijk obamaheffing). In de dierkunde óf de speelgoedwereld wordt nu al uitgezien naar de donaldeend (vergelijk teddybeer) en in de geopolitiek zou trumpdoctrine (vergelijk bushdoctrine en trumandoctrine) weleens courant kunnen worden. Het is allemaal prima, zolang Trumps presidentschap maar niet de oorlogstaal zal uitbreiden met het woord trumporgel (vergelijk stalinorgel).

2 reacties

  1. W.K.B. Hofstee

    Als equivalent, of zelfs purisme, zou ik in dit verband voor “demagoog” of “charismatisch leider” aan Van Dale in overweging willen geven: “onderbuikspreker”.
    Wim K.B. Hofstee
    Emeritus psychologie RUG

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *