Vandaag duikt het woord alweer op in de krant: pensioenbewusteloos. Goed een maand geleden, op 1 april 2017, troffen we het ook al eens aan, eveneens in Trouw. Werd het toen gebruikt door een IT-specialist, vandaag is het een functionaris van het ABP die ons verwijt dat we collectief pensioenbewusteloos zijn. Dat zat wel betekenen dat we niet weten op hoeveel pensioen we later kunnen rekenen. En vooral: dat we ons niet bewust zijn van alle pensioengaten in onze oudedagsvoorziening.
Pensioenbewusteloos is de wat merkwaardige tegenhanger van pensioenbewust en heeft niets met een fysieke flauwte te maken, maar met een (al dan niet gelukzalige) staat van onbewustheid. In die betekenis wordt bewusteloos niet vaak gebruikt. Zorgbewusteloos, financieel bewusteloos, ze komen niet voor.
Alleen in de duurzame wereld worden energiebewusteloos en – wat vaker – milieubewusteloos weleens gebruikt. Het lijkt erop dat in samenstellingen bewusteloos nu wat populairder wordt met de specifieke betekenis ‘zich niet bewust zijnde van het door het eerste lid genoemde’.
Als zulke samenstellingen ingeburgerd raken, is de kans groot dat ook het woord bewusteloos zelf in woordgroepen gaat optreden: economisch bewusteloos, politiek bewusteloos. Waarna bewusteloos zelf ook de betekenis ‘zich niet bewust zijnde van wat door een bepaling wordt genoemd’ gaat betekenen. Maar zover is het nog niet.
Geef een reactie