ruig pruikspijkertje

geplaatst in: Woord van de dag | 2

‘Een langgerekte steel met daarbovenop een warrige ‘haardos’,’ zo ziet het ruig pruikspijkertje eruit dat vorig jaar in de buurt van Renkum is ontdekt op een dode eik.

Ruig pruikspijkertje is de beeldende Nederlandse naam die ontdekker Klaas van Dort heeft gegeven aan de bundeltjes ‘langgerekte schimmeldraden met de sporen erbovenop’ die vegeteren op dode bomen en die elders in de (wetenschappelijke) wereld bekendstaan als Microcalicium ahlneri. Vorig jaar trof de korstmossenkenner zulke coniocarpen (schimmels uit de zakjeszwammenfamilie) aan op een dode eik in de buurt van Renkum. De coniocarp oogt als een korstmos en is een zogeheten doodhoutspecialist die ‘op naakt, schorsloos hout gedijt, van oude, grote bomen die rustig zijn gestorven’. Je ziet de schimmel, die sterk lijkt op een korstmos, gemakkelijk over het hoofd, want hij is maar een halve millimeter groot.

Ruig pruikspijkertje debuteert vandaag behalve in NRC Handelsblad ook in De Gelderlander. Op internet zingt de naam in kringen van mycetologen (schimmelspecialisteen) en lichenologen (korstmossenkenners) al wel een paar dagen langer rond.

Behalve ruig pruikspijkerje debuteert in het bericht ook het woord doodhoutspecialist (organisme dat alleen op dood hout vegeteert, zoals bijvoorbeeld ook het schorsdekmos) en coniocarp (een vaak sterk op een korstmos lijkende schimmel bestaande uit schimmeldraden met de sporen erbovenop) in de Nederlandse media.

De hoge dichtheid aan vaktermen in het NRC-artikel is een indicatie dat we met een heel specialistisch onderwerp te maken hebben met een jargon dat de komende decennia vrijwel zeker slechts een zeer bescheiden rol zal spelen in de verste marges van de omgangstaal.

2 reacties

  1. Kees Groen

    Nee beste taalbank, jullie zitten er helemaal naast. De start is weliswaar wat aarzelend, maar enkele tientallen veldbiologen hebben op hun onlangs gehouden jaarvergadering besloten een tegenwicht te bieden aan de al maar om zich heen vretende taalverruwing. Zo geeft het onder meer geen pas dat velen geen honderd woorden meer kunnen uitspreken zonder daar aanduidingen betreffende geslachtsdelen, nare ziekten of religieuze entiteiten in te verwerken. Biologen zijn al ruim 18 jaar bezig om alle in Nederland voorkomende levensvormen van een Nederlandse naam te voorzien. Dit proces is al vrij ver gevorderd, en het heeft al enkele duizenden nieuwe zelfstandige naamwoorden opgeleverd. Onze vereniging stelt zich onder meer ten doel in het zojuist aangenomen zesjarenplan om a) de Nederlander meer vertrouwd te maken met de Nederlandse naamgeving van de omringende biodiversiteit, b) het gebruik van die namen in alle lagen van de samenleving te bevorderen, en c) de zachte humor van de beschrijvende namen te incorporeren in de behoefte van de Nederlander om zichzelf tot expressie te brengen met “interessante” krachttermen en stopwoorden. Het Ruig pruikspijkertje is een van de eerste pogingen om de woordenschat en de beleving van onze medelanders een injectie te geven naar een bewust, ecologische en grondwetneutraal woordgebruik. Wij hopen natuurlijk dat u voor ons de vinger mede aan de pols zal houden bij het bepalen van de impact van onze inspanningen op het herstel van het kleurrijk aspect van ons taalgebruik in het publieke domein.

    • Ton den Boon

      Waar zitten we nu precies naast, beste heer Groen? Klopt de omschrijving niet, of betreft uw grief de laatste regels van ons artikeltje, waarin we zeggen dat de term ruig pruikspijkertje zich in de marges van omgangstaal bevindt. Dat valt vooralsnog niet te ontkennen, lijkt me: het woord heeft net z’n debuut gemaakt. Dát wij deze term signaleren, geeft aan dat we – hoewel we de omgangstaal beschrijven – toch graag aandacht besteden aan wat er zoal groeit en bloeit aan de uiterste randen van de algemene taal. En als u de artikeltjes op Taalbank de afgelopen 9 jaar heeft gevolgd, zult u constateren dat we jaarlijks wel wat zwam- of schimmelnamen (en mosjes) beschrijven. Misschien wel omdat we het bescheiden voorkomen van die vegetatie zo sympathiek vinden… O ja, we houden van taalverruwing als fenomeen, zoals we ook van lieve woorden, mooie woorden, lelijke woorden, stomme woorden en overbodige woorden houden. En we vinden het een loffelijk streven dat de veldbiologen niet alleen om onze zwammetjes, maar ook om onze taal geven en nieuwe woorden bedenken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *